Besluit staatssecretaris 7 maart 2016. BLKB2016-360m
Op het grondgebied van een andere lidstaat gelegen monumentenpand verband houdend met het Nederlands cultureel erfgoed
Ik keur onder de volgende voorwaarde goed, en mits aan de overige voorwaarden van artikel 6.31 van de Wet IB 2001 is voldaan, dat de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden ook openstaat voor monumentenpanden die op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn gelegen. ( Liechtenstein, Noorwegen of IJsland) Deze goedkeuring geldt met ingang van 18 december 2014.
Voorwaarde
Voor deze goedkeuring geldt de voorwaarde dat de eigenaar van het monumentenpand een erkenning heeft van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat: – het monumentenpand een element vormt van het Nederlands cultureel erfgoed, en – het monumentenpand voor aanwijzing als beschermd monument op grond van de Monumentenwet 1988 in aanmerking zou komen als het op Nederlands grondgebied had gelegen.
De beoordelingscriteria voor de erkenning heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgelegd in de Beleidsregel erkenning tot het Nederlands cultureel erfgoed behorende monumenten gelegen buiten Nederland1. Tevens zijn in deze beleidsregel de eisen vastgelegd waar de aanvraag tot erkenning aan moet voldoen.